Zijn aandelenopties anno 2026 nog interessant?

Vanaf 1 januari 2026 treedt in België een nieuwe meerwaardebelasting in werking. Deze belasting, met een ruim toepassingsgebied, zal niet alleen beleggers treffen, maar ook een impact hebben op aandelengebaseerde verloning en personeelsparticipatie binnen ondernemingen. Hoe zal deze nieuwe regeling interageren met bestaande fiscale regimes zoals de Optiewet? En wat betekent de nieuwe belasting voor aandelenopties, warrants en managementparticipatie?

Wat gebeurt er bijvoorbeeld met aandelenopties die vandaag al belast werden bij toekenning? Blijft die belasting bevrijdend, of komt er toch een extra heffing bij verkoop? Hoe wordt de belastbare meerwaarde berekend voor aandelen die gratis of met korting werden verkregen? En wat met warrants die vaak al binnen 24 uur na toekenning worden verkocht? Houdt de nieuwe belasting rekening met deze praktijk, of ontstaan er onverwachte fiscale gevolgen?

Ook de waarderingsregels roepen vragen op. Voor aandelenopties toegekend onder de Optiewet wordt gesproken over een aanschaffingswaarde gebaseerd op de marktwaarde op het moment van mogelijke uitoefening. Maar wat betekent dat in de praktijk? Hoe zit het bij overdracht van opties versus uitoefening gevolgd door verkoop van aandelen? En waarom lijkt er een verschil in fiscale behandeling tussen economisch gelijkaardige verrichtingen? Voor opties buiten de Optiewet rijst dan weer de vraag of meerwaarden bij overdracht of verkoop zullen worden beschouwd als beroepsinkomen, of toch onder de nieuwe meerwaardebelasting vallen. Welke criteria zal de wetgever hanteren?

En dan is er nog een heikel punt: buitenlandse optieplannen waarvoor al een forfaitaire belasting werd betaald. Blijft die regeling overeind, of verandert alles in 2026? Hoe zal de wetgever omgaan met bestaande plannen versus nieuwe plannen?

Tijdens dit seminarie wordt dieper ingegaan op al deze vragen.